Minister: doorbetalen vaste kosten zorgvervoer tot eind 2020 niet nodig
Het is niet nodig dat alle opdrachtgevers in het zorgvervoer de rest van het jaar minstens 80 procent van de vaste kosten voor dat vervoer vergoeden. Dat zegt minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid. Hij geeft aan dat veel zorgvervoer inmiddels weer wordt uitgevoerd en dus ook betaald. Het is volgens De Jonge beter om op gemeentelijk niveau te bekijken of er maatwerk nodig is en zo de continuïteit van het vervoer te garanderen.
De Jonge zegt dat in antwoord op Kamervragen van PvdA’er John Kerstens. Toen de coronacrisis uitbrak, viel het contractvervoer vrijwel helemaal stil. Vanuit vervoerders klonk al snel de oproep aan opdrachtgevers om tenminste 80 procent van het weggevallen vervoer door te betalen. Veel contracten gaan immers uit van vergoeding van gereden ritten en omdat er met publiek geld word betaald, komen de vervoerders lang niet voor alle steunmaatregelen in aanmerking. De sector onderbouwde zijn oproep met een rapport van Panteia, met als strekking dat ook als de taxivoertuigen stilstaan de vaste lasten voor 80 procent doorlopen.
Geen dringend beroep meer
De minister geeft aan dat er afspraken zijn gemaakt met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en zorgverzekeraars over de continuïteit van vervoerders als de vraag sterk terugvalt. Sinds 1 juli is er vanuit de Rijksoverheid “geen dringend beroep meer om om de continuïteitsbijdrage voor de meeste vormen van zorg en ondersteuning voort te zetten. Dat wordt vanaf die datum lokaal bepaald waar nodig.” Een voorbeeld daarvan is de continuïteitsbijdrage voor zittend ziekenvervoer, die door de zorgverzekeraars tot 31 augustus is verlengd.
Maar De Jonge stelt ook vast dat het zorgvervoer dat onder gemeenten valt voor een belangrijk deel weer is opgepakt. Het leerlingenvervoer is volgens de minister grotendeels weer op het oude niveau. Wel erkent hij dat bijvoorbeeld het wmo-vervoer minder snel op gang is gekomen. Het Rijk en de VNG-gemeenten hebben daarom opgeroepen tot lokaal maatwerk waar dat nodig is om vervoerders en daarmee het vervoerssysteem overeind te houden.
Belangrijke schakel in de zorg
En dat maatwerk moet volstaan, vindt de minister. Kamerlid John Kerstens stelt voor dat alle opdrachtgevers tot het einde van dit jaar 80 procent van de vaste kosten van uitgevallen zorgvervoer doorbetalen, maar dat gaat De Jonge te ver. Hij ziet geen signalen dat doorbetaling in die algemene vorm nodig is of zal zijn. Hij pleit ervoor dat de betrokken partijen een vinger aan de pols houden en waar nodig samen tot oplossingen komen die nodig zijn om het zorgvervoer te laten voortbestaan. Hij noemt dat vervoer overigens “een belangrijke schakel in de continuïteit van zorg en ondersteuning.”
Kerstens vraagt zich ook af wie de eventuele doorbetaling moet vergoeden. Is de minister bereid de gemeenten daarvoor te compenseren? De Jonge stelt dat dit niet aan de orde is. Het geld dat gemeenten hebben om het doelgroepenvervoer te regelen, komt uit de reguliere uitkering van het Gemeentefonds. Deze middelen blijven beschikbaar en kunnen dus ook worden ingezet om bij vraaguitval het voortbestaan van het vervoer mogelijk te maken. Er hoeft, kortom, volgens de minister geen geld bij om doorbetaling mogelijk te maken. Voor de meerkosten die vervoerders maken om de coronaprotocollen na te leven zijn al afspraken gemaakt.